Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Doch mij is voor het minste, dat ik van ulieden geoordeeld worde, of van [3]een menselijk oordeel; ja, ik [4]oordeel ook mijzelven niet. 3. Gr. een menselijken dag; ene manier van spreken genomen van de gewone gerichten, in welke op zekere gezette dagen vierschaar wordt gehouden, om te oordelen hetgeen voorvalt. Niet dat de ene profeet ook van den ander niet zou mogen oordelen, want het tegendeel beveelt hij hfdst.14 vs.29; maar hij spreekt van zulk een oordeel, als in de volgende woorden zal aangetekend worden. En Paulus ziet hier inzonderheid op den uitersten dag, wanneer alles zal geoordeeld worden naar behoren; Matth.25:14, enz.; Luk.19:12. 4. Dit wordt verstaan, niet van een oordeel der beproeving van onszelven, of wij in het geloof zijn en hoe wij met God staan, hfdst.11 vs.28, en 2 Kor.13:5, maar van een oordeel, waardoor iemand zichzelven boven een ander verheft en prijst in zijn dienst; of beneden een ander stelt of misprijst, gelijk dit hier in sommigen bestraft wordt, dat de een Paulus boven Petrus, enz. verhief, en de ander wederom Petrus of Apollos, enz. boven hen zette. Dit is het, dat hij aan Gods oordeel hier onderwerpt, dewijl de mensen hierin menigmaal uit genegenheden oordelen, gelijk het volgende ook uitwijst.